Mediawijsheid van Lerensbelang
Onze samenleving verandert in hoog tempo. Ons onderwijs moet volgen. Daarom geeft de Vlaamse overheid zoveel mogelijk mensen en organisaties de kans om bij te dragen aan het debat over de herziening van de eindtermen. Waar moet ons onderwijs op inzetten?
Mediawijs.be organiseerde daarom het middagdebat 'Mediawijsheid, van LeRensbelang'. Samen met enkele experten formuleerde Mediawijs.be op de verschillende vragen van "Ons Onderwijs" enkele adviezen over wat een jongere moet kennen en kunnen op vlak van mediawijsheid als hij of zij de school verlaat.
1. Wat moet elke jongere op school leren om deel te nemen aan de maatschappij van morgen?
Iedereen moet in de maatschappij van morgen bewust, actief en kritisch kunnen omgaan met media. Mediawijsheid is een filosofie/cultuur over alle vakken heen, die meer vergt dan enkel een inspanningsverplichting van de scholen.
Mediawijsheid wordt niet in dezelfde mate opgenomen door scholen. Het ontbreekt scholen aan een kader om in te zetten op alle aspecten van mediawijsheid. Het gebruik en begrip van media komt wel voor in verschillende vakken, maar er is weinig evenwicht tussen de diverse aspecten over de vakken heen. Door de vakoverschrijdende eindterm mediawijsheid in te vullen als een coherent geheel aan mediawijsheidsaspecten in verschillende vakken, kunnen jongeren pas de transfer naar verschillende (toekomstige) contexten maken. Een 'verplicht' mediabeleid (cfr. taalbeleid) zou dit bevorderen. Hiernaast zijn er ook linken tussen mediawijsheid met verschillende andere vakoverschrijdende eindtermen die belangrijk zijn voor deelname aan de maatschappij van morgen, zoals communicatief en kritisch vermogen, creativiteit, zelfredzaamheid, ... De verwevenheid tussen deze onderwerpen zou meer geëxpliciteerd moeten worden, zodat leerkrachten aangezet worden om tegelijk aan deze competenties te werken.
2. Wat moet elke jongere op school leren om zich persoonlijk te ontwikkelen?
Mediawijsheid is belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling van kinderen en jongeren, omdat media een integraal deel van hun leven is. Kinderen en jongeren moeten zowel de kansen van media zien en benutten als de risico’s kunnen inschatten.
We mogen er niet van uit gaan dat leerlingen de kansen en risico's van media wel kunnen inschatten omdat ze er al jong mee in aanraking komen. Problematisch mediagebruik start bijvoorbeeld al op jonge leeftijd. Bovendien experimenteren steeds jongere kinderen met media. Mediawijsheid is dus ook een belangrijk onderwerp voor het basisonderwijs en niet enkel voor het secundair onderwijs. Er moet een duidelijke opbouw zijn van het basisonderwijs naar secundair onderwijs. In het lager onderwijs kan de nadruk iets sterker liggen op kennis en vaardigheden. In het secundair onderwijs kan er meer aandacht zijn voor attitudes en (maatschappelijke) reflectie. In derde graad basisonderwijs moet er ook rond de mechanismen van sociale media worden gewerkt. Zowel in basis- en secundair onderwijs dient wel aandacht zijn voor alle aspecten van mediawijsheid. De leerlijn mediawijsheid moet opgaan met de algemene ontwikkeling van leerlingen en aandacht hebben voor zowel kansen als risico's.
3. Wat moet elke jongere op school leren om later aan het werk te kunnen?
Jongeren moeten leren experimenteren met media, zodat ze dit later in hun werkcontext kunnen toepassen. We mogen er niet vanuit gaan dat ze wel creatief met media kunnen omgaan omdat ze veel met (specifieke) media, zoals Facebook, in contact komen.
Jongeren krijgen over het algemeen weinig experimenteerruimte in hun curriculum en zijn daardoor niet gewoon om te experimenteren met media in de klas. Nochtans is dit een belangrijke competentie voor de latere werkcontext. Door het experimenteren met media te stimuleren kan zowel gewerkt worden aan de zelfredzaamheid als aan de creatieve- en mediawijsheidscompetenties van de leerlingen. Mediawijsheid kan maar tot stand komen in een coachingsverhaal. Je moet leerlingen begeleiden en hun zelfredzaamheid op vlak van gebruik en begrip van media stimuleren. Sommige leerkrachten hebben nood aan technische en didactische hulp van een mediacoach of pedagogisch ICT-coördinator, al dan niet op de klasvloer, om deze sprong te wagen. Verwacht niet dat jonge leerkrachten automatisch gebruik maken van media in de klas, maar stimuleer hen en laat ze media(wijsheid) stapsgewijs implementeren.
4. Wat moet elke jongere op school meekrijgen om levenslang verder te kunnen leren?
Media evolueren snel. Leerlingen moeten in aanraking komen met nieuwe vormen van media, de implicaties ervan kunnen inschatten voor een mediawijs gebruik en begrip, en beseffen dat media en dus ook de mediawijsheid steeds zal blijven veranderen.
Media evolueren razendsnel. Er dient dan ook genoeg aandacht te zijn voor diverse en nieuwe vormen van media in de klas. De omschrijving van de eindtermen mediawijsheid dient daarom 'toekomstproof 'te zijn. De toekomstige eindtermen mediawijsheid moeten coherent omschreven worden en niet verwijzen naar specifieke media. Er moet in elk vak aandacht zijn voor ‘traditionele’ en ‘nieuwe’ media. Op die manier kunnen verschuivingen in het medialandschap meegenomen worden. Jongeren moeten hiernaast ook bewust gemaakt worden dat media steeds in evolutie zijn, zodat ze levenslang zelfredzaam en creatief kunnen bijleren over media en mediawijsheid doorheen hun leven.