Jongeren willen dat Facebook sneller ingrijpt

Nieuws

Jongeren willen dat Facebook sneller ingrijpt

Jongeren willen dat sociale netwerksites bepaalde kwetsende inhoud actief opsporen en snel actie ondernemen. Dat blijkt uit onderzoek van het Departement Communicatiewetenschappen van de Universiteit Antwerpen. Facebook kondigde begin maart aan dat het zijn communityrichtlijnen transparanter heeft geformuleerd  om onbegrip bij gebruikers rond geblokkeerde inhoud tegen te gaan. Daarbij maakte Facebook meteen duidelijk dat het niet van plan is om zijn netwerk automatisch te scannen op aanstootgevende inhoud. “Er wordt vertrouwd op meldingen van gebruikers, waarna een reviewteam handmatig beoordeelt of de inhoud in strijd is met de richtlijnen”, klinkt het.

Nochtans zouden jongeren in bepaalde gevallen zo’n automatische aanpak wel wenselijk vinden, zo blijkt uit een recente studie uitgevoerd door Kathleen Van Royen, prof. Heidi Vandebosch en prof. Karolien Poels (Universiteit Antwerpen) in het kader van het AMiCA-project (gefinancierd door IWT).

Het handmatig beoordelen van meldingen kan enige tijd in beslag nemen. Daardoor kan kwetsende inhoud wijdverspreid geraken vooraleer men uiteindelijk ingrijpt. “Dit is nu net waar jongeren zich zorgen over maken, zo blijkt uit focusgroepen met 66 Vlaamse jongeren tussen 12 en 18 jaar oud”, legt Kathleen Van Royen uit.

Nepprofielen

De bevraagde jongeren willen bovendien dat ernstige situaties , zoals haatpagina’s, foto’s met naakt of nepprofielen, sneller worden opgespoord. Dat kan bijvoorbeeld door automatische detectiesystemen, zoals die momenteel worden ontwikkeld aan de Universiteit Antwerpen in het kader van het AMiCA-project. Dergelijke technieken kunnen automatisch via beeld- en woordherkenning gevallen van cyberpesten en andere ongewenste berichten opsporen.

“Jongeren verkiezen in het geval van een ernstige haatpagina of naaktfoto zelfs dat deze systemen proactief worden ingezet om de inhoud tegen te houden nog vóór deze kan worden opgeladen”, verduidelijkt Van Royen. Bovendien zijn jongeren misnoegd over het meldingssysteem omdat er vaak zelfs helemaal géén reactie volgt op hun meldingen. Een recente bevraging van 1015 Vlaamse jongeren door de Universiteit Antwerpen bevestigt dat. De resultaten geven aan dat ongeveer in 1 op 3 van de pestgevallen op sociale media het slachtoffer dit meldde (32%) aan de provider.

“Helaas moeten we vaststellen dat er in ongeveer de helft van de meldingen (46%) niets gebeurde volgens de jongeren”, zo zegt Van Royen. “Slechts in 24% van de gevallen werd de inhoud effectief verwijderd. Nochtans kan dit heel frustrerend zijn voor het slachtoffer. Hoewel de inhoud beoordeeld wordt door de sociale netwerksite als ‘niet in strijd met de richtlijnen’, kan het voor de persoon in kwestie wel heel kwetsend zijn”.

Dit wijst op de noodzaak van een meer individuele benadering van meldingen van jongeren in plaats van het louter aftoetsen aan richtlijnen.

Jongeren verliezen controle

Bovendien is die lage respons van sociale netwerksites op meldingen precies zo problematisch als we kijken naar welke zaken voornamelijk worden gemeld. Dit zijn vaak gevallen waarover jongeren het gevoel hebben de controle te verliezen. Zo worden publiek zichtbare incidenten eerder gemeld (67% van de meldingen), wat vaak inhoud betreft die het slachtoffer zelf niet kan verwijderen. Dit betekent dat er meerdere getuigen zijn en dat de inhoud soms snel gedeeld wordt waardoor de impact voor het slachtoffer alleen maar vergroot. Het feit dat Facebook stelt dat je zelf als gebruiker de zender kan blokkeren of inhoud kan aanduiden als onzichtbaar, wanneer dit door hen niet verwijderd wordt, biedt in het geval van pesten dus geen volledige oplossing, omdat de inhoud zal blijven voortbestaan.

Meer info over AMICA kan je hier terugvinden.