Global Kids Online: digitaal mediagebruik over de hele wereld
Het Global Kids Online project, een zusterproject en tegelijk vervolg van het EU Kids Online project (2010-2015), doet onderzoek naar wat kinderen in niet-Westerse landen doen online, hun digital vaardigheden, met welke online risico’s ze te maken krijgen en hoe ze ermee om gaan. Een team met medewerksers van UNICEF Office of Research (Innocenti), London School of Economics and Political Science (LSE) en EU Kids Online werd samen gesteld om een ‘research toolkit’, met zowel kwantiatief als kwalitatieve onderzoeksmethodes, te ontwikkelen die in ieder land kon ingezet worden. Zo wordt vergelijking mogelijk. In een eerste ronde maakten vier landen hiervan gebruik: Argentinië, Servië, Zuid-Afrika en de Filippijnen. In het voorjaar van 2016 hebben zij in totaal 2337 kinderen tussen 9 en 17 jaar bevraagd over hun ervaringen met digitale media. Kinderrechten vormen het overkoepelend denkkader voor Global Kids Online. Men laat de kinderen zelf aan het woord en luistert naar hun mening.
“Onderzoek met kinderen laat ons toe om een meer realistisch beeld te krijgen van de belangrijkste opportuniteiten en veiligheidsrisico’s voor kinderen in een online omgeving. Luisteren naar de verwachtingen en bezorgdheden van kinderen is essentieel als men zinvolle adviezen wil formuleren voor beleidsmakers”.
(Sarah Cook, Directeur UNICEF Innocenti)
Kinderen gaan voornamelijk thuis online, en via mobiele toestellen
Als kinderen online gaan, is dat meestal thuis (62% tot 90%). Internetgebruik op school is weinig ingeburgerd (20% tot 60%). Het vaakst maken kinderen gebruik van een smartphone om online te gaan. Dit heeft voordelen; het is flexibel en laat persoonlijke (privaat) gebruik toe. Het nadeel is dat het voor ouders moeilijker is om het kind te begeleiden, en dat het kleine scherm beperkingen inhoudt voor bepaalde toepassingen.
Kinderen leren nieuwe dingen dankzij het internet
De meeste kinderen pikken regelmatig nieuwe kennis en vaardigheden op dankzij het internet. Veel kinderen gaan ook actief op zoek naar bepaalde informatie, bijvoorbeeld voor school of over hun gezondheid. Hoewel het internet voor kinderen duidelijk een bron is van kennis en informatie, weten we niet in welke mate ze toegang hebben gehad tot kwaliteitsvolle informatie. Ook weten we niet of hun zoekstrategieën voldoende effectief en efficiënt zijn.
Gebrek aan digitale vaardigheden
In de leeftijdsgroep 9 tot 11 jaar zijn de scores voor digitale vaardigheden erg laag. Het gaat dan bijvoorbeeld om privacy instellingen aanpassen, een ongewenst contactpersoon verwijderen, of in staat zijn om na te gaan of online informatie betrouwbaar is. Minder dan de helft van de 9 tot 11-jarigen is hiertoe in staat. Zeker deze jonge kinderen hebben daarom baat bij extra (praktische) ondersteuning door ouders of andere volwassenen. Het probleem is dat veel ouders zelf over onvoldoende kennis beschikken, of althans het gevoel hebben dat ze hun kinderen hierin niet kunnen begeleiden.
Contact met onbekenden
Het is niet ongebruikelijk dat kinderen online contacten hebben met personen die ze nog niet persoonlijke ontmoet hebben (19% tot 41%). Dit zijn niet noodzakelijk personen die geen enkele connectie hebben met het kind; vaak gaat het om vrienden-van-vrienden. Kinderen hebben ook niet altijd de behoefte om deze mensen persoonlijk te ontmoeten. Vaak blijft het bij online contact. Ook al leidt online contact met onbekenden in de meeste gevallen niet tot een negatieve ervaring, toch blijft het zinvol om waakzaam te zijn en jongeren bewust te maken van de eventuele risico’s. Hierbij is het belangrijk om niet overdreven restrictief op te treden en de jongeren geen angst aan te jagen.
Vervelende ervaringen online
Vroeg of laat maken de meeste kinderen op het internet iets mee dat hen een vervelend of ongemakkelijk gevoel bezorgt. Het gaat dan meestal om internet scams (‘bedrog’), pornografische advertenties (pop-ups), cyberpesten, angstaanjagende beelden, discriminatie, seksueel getinte vragen van onbekenden of ongevraagd verspreiden van persoonlijke informatie. Oudere kinderen (12-17 jaar) krijgen vaker te maken met pesterijen en seksueel getinte inhouden dan de jongere leeftijdsgroep. Hoewel minder dan 5% van de kinderen signalen van online seksueel misbruik rapporteren, heeft dit ingrijpende gevolgen op het welzijn van het kind. Dit thema verdient daarom verdere opvolging.
Erover praten met vrienden
De meest gebruikte coping-strategie na een vervelende ervaring online is erover praten met leeftijdsgenoten (39% tot 64%). Daarna komen de ouders (25% tot 49%). Toch betekent dit dat sommige jongeren er nog altijd met niemand over durven praten, ook al voelen ze zich slecht. Bovendien zetten opvallen weinig kinderen de stap om met een leerkracht te praten over negatieve online ervaringen (5% tot 9%). Extra inspanningen om de drempel te verlagen om steun te zoeken bij een volwassene zijn daarom aangewezen.
Contactpersonen
Dale Rutstein, UNICEF Office of Research – Innocenti (drutstein@unicef.org)
Sonia Livingstone, Professor, Department of Media and Communications, LSE (S.Livingstone@lse.ac.uk)
Rayyan Sabet-Parry, UNICEF Office of Research – Innocenti (rsabetparry@unicef.org)
Contactpersoon in België
Sofie Vandoninck, Instituut voor Media Studies, KU Leuven (sofie.vandoninck@kuleuven.be)