Moet programmeren in het leerplichtonderwijs?
Wiskunde, aardrijkskunde, chemie, fysica, biologie … het zijn dé wetenschapsvakken waar elke scholier zich moet zien door te ploeteren. Al enkele decennia is ook de informatica een volwaardige wetenschap, maar dan eentje die zijn plek in het curriculum nog moet veroveren. De vraag dringt zich op of leren programmeren niet in het leerplichtonderwijs thuishoort. Anno 2017 klinkt die roep vanuit verschillende hoeken luider dan ooit.
Iedereen programmeur?
In de meeste richtingen in het secundair onderwijs heb je al een uurtje informatica. In dat uurtje wordt een basis ICT-vaardigheid gelegd: leren opzoeken op internet, een formele mail sturen, werken met toepassingssoftware zoals Word & Excel ... Soms leert men ook een eigen website bouwen en raakt men heel voorzichtig de basisfundamenten van het computationeel denken aan. Een voorspel voor het echte programmeerwerk, zeg maar.
Volstaat dit? Als we het invloedrijke standpunt van de Koninklijke Vlaamse Academie van België (KVAB) en de Jonge Academie mogen volgen, absoluut niet! In een digitale wereld moeten jongeren ook begrijpen hoe computers en software intern werken. De focus moet liggen op computationeel denken (‘programmeren’). Dit gaat veel verder dan het huidig vak informatica (vooral: het leren gebruiken van computers en bestaande technologie). De onderliggende visie is: het is niet zo nuttig om de computerprogramma’s van nu te leren. Deze zijn immers meteen verouderd. Van cruciaal belang is het leren omgaan met elk soort digitaal middel. En hoewel technologie razendsnel verandert, zijn de basisprincipes van het programmeren al die tijd dezelfde gebleven.
Moeten alle kinderen dan opgeleid worden tot programmeur? Neen, maar het is wel noodzakelijk en realistisch om alle kinderen de basisprincipes van programmeren aan te leren. Zo verhoog je hun begrip en inzicht in de werking van technologie.
Het kan al in de kleuterschool!
Het is een misvatting dat alleen middelbare scholieren rijp zijn voor computationeel denken. Akkoord, als we pleiten voor een verstevigde positie van de informaticawetenschappen in het onderwijs, kijken we in de eerste plaats naar het secundair. Toch kan je zelfs al in de kleuterschool leerlingen er warm voor maken. Bijvoorbeeld met Bee-Bot. Deze bij-achtige robotjet kan je met pijltjestoetsen programmeren om van A naar B te rijden. Kleuters raken zo op een speelse manier vertrouwd met instructies geven aan een apparaat. Ze ontdekken snel dat instructies volledig moeten zijn. Vergeten ze iets, dan komt de Bee-Bot niet op zijn bestemming aan
.
Die leerlijn computationeel denken kan probleemloos verder uitgewerkt worden in het lager onderwijs: programmeeromgevingen zoals ScratchJr en Kodable maken het mogelijk om visueel te programmeren. Je kan zelfs programmeren zonder computer en zelf een robot spelen die kinderen moeten aanvoeren, je doet dan alleen wat de leerlingen je vertellen. Dit geheel kan dan uitmonden in een vak in het middelbaar waarin informaticavaardigheid centraal staat, en dat verder uitmondt in meer specialistische vakken binnen de STEM-richtingen van het secundair onderwijs.
Is het haalbaar?
Is dit haalbaar? Qua didactisch materiaal zeker, er bestaat ongelooflijk veel – ook Nederlandstalig – materiaal om met kinderen en jongeren aan programmeervaardigheden te werken. Een pijnpunt is voorlopig wel het beschikbare aantal informaticaleerkrachten: ze zijn met weinig en op masterniveau (voor de 3e graad secundair onderwijs) bijna volledig afwezig in het onderwijs.
Onder impuls van Eric Schmidt, big boss bij Google, heeft men in Engeland zijn huiswerk intussen gemaakt: men startte er in 2014 met een leerlijn ‘computing at school’ vanaf het lager onderwijs tot de secundaire school. Hierin leren leerlingen de informatica als wetenschap kennen en leren ze ook programmeren. In 2015 kreeg zelf elke 12-jarige een gratis microcomputer (micro:bit) om de nieuwsgierigheid naar het programmeren verder te boosten.
Goed nieuws: we lopen (nog) niet achter
In tegenstelling tot wat velen allicht vermoeden: in de meeste West-Europese is er ook nog geen sprake van programmeren in het curriculum. We lopen dus nog niet achter de feiten aan. Sommige landen zoals Spanje, Nederland en ook wijzelf hebben plannen, maar de pioneers op dit vlak zijn verassend genoeg Estland, Bulgarije, Cyprus en Polen. En sinds kort mag Engeland zich dus ook aan het lijstje toevoegen. Frankrijk introduceerde in 2012 ook een voorzichtige aanzet met het vak ‘informatique et sciences du numérique’ dat vooral een juiste attitude tot de digitale samenleving wil bijbrengen en daarbij aansluitend een basis programmeren voorziet.
Conclusie
Anno 2017 is het tijd dat de informaticawetenschappen hun plaats veroveren in het onderwijs. Van in de kleuterklas moeten leerlingen geprikkeld worden om computationeel te leren denken. En zeker in het middelbaar moet informatica op dezelfde hoogte als de andere wetenschappen worden geplaatst. Alle leerlingen moeten de basisprincipes meekrijgen van hoe technologie achter de schermen werkt. Geen onbelangrijke kennis in de digitale wereld van vandaag, al hoeft de ambitie ook niet te zijn om iedereen een programmeur te maken. Wie geprikkeld is, kan dan in een STEM-richting zich verder bekwamen.