Net Children Go Mobile - Online op school?
Wat is het doel van het project?
Net Children go Mobile is een internationaal onderzoeksproject dat mede gefinancierd wordt door het Safer Internet Programme van de Europese Commissie. Uit het EU Kids Online onderzoek blijkt dat online kansen en risico’s sterk samenhangen: hoe meer een kind gebruik maakt van het internet, hoe groter het aantal kansen én risico’s waarmee het in aanraking komt (Livingstone, 2011). De snelle opmars van mobiele toestellen heeft de context van het internetgebruik grondig veranderd. De privatisering van toegang en gebruik, en de alomtegenwoordigheden van het internet in het leven van kinderen hebben gevolgen voor de bestaande noties van vrijheid, privacy, sociale interacties en voor de begeleiding door ouders, leerkrachten en andere opvoeders. De mogelijkheid tot internettoegang via mobiele toestellen kan ook gevolgen hebben voor de online kansen en risico’s waarmee kinderen te maken krijgen. De voornaamste doelstelling van het Net Children go Mobile project is dan ook inzicht verwerven in de online ervaring van kinderen via mobiele media, en in welke mate deze verschillen met hun ‘klassieke’ internetervaringen. We kijken hierbij ook naar (mobiel) internetgebruik in verschillende contexten en situaties, zowel thuis als op school.
Hoe werden de gegevens verzameld?
Als zusterproject van EU Kids Online vertrekt het Net Children go Mobile project vanuit eenzelfde conceptueel kader en methodologie[1]. Het uitgangspunt is een kritische, contextuele en vergelijkende aanpak die het kind centraal stelt (Livingstone & Haddon, 2009; Livingstone e.a., 2011). De respondenten werden in het voorjaar van 2014 via een face-to-face survey bevraagd bij hen thuis. Voor de meer ‘gevoelige’ vragen (bijvoorbeeld rond blootstelling aan seksueel getinte beelden) was er een schriftelijke vragenlijst voorzien. In België namen 511 kinderen tussen en 9 en 16 jaar deel aan het onderzoek, waarvan 236 Nederlandstaligen en 275 Franstaligen. Deze Belgische dataverzameling kwam tot stand met steun van de Vlaamse overheid, met name het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media. Hieraan werd een kwalitatief luik gekoppeld, bij behalve kinderen en jongeren, ook ouders, leerkrachten en leiding van de jeugdbeweging hebben deelgenomen. Met in totaal 38 kinderen werden negen focusgroepen georganiseerd. Voor de volwassenen gaat het om 34 personen, die in een mix van focusgroepen en individuele interviews bevraagd werden.
Internettoegang en -gebruik
Overal online?
De resultaten van het EU Kids Online-onderzoek uit 2010 wijzen in de richting van diversificatie van het aantal toestellen en locaties die kinderen gebruiken om online te gaan (Livingstone e.a., 2011). Peter en Valkenburg (2006) spreken in dat verband van een alomtegenwoordig internetgebruik (‘ubiquitous internetting’). Toch blijkt uit de Net Children go Mobile cijfers dat Belgische kinderen in de eerste plaats nog steeds thuis online gaan (zie tabel 1); we zien dat 67% dagelijks thuis in een gemeenschappelijke ruimte online gaat, terwijl maar 38% elke dag op internet gaat in de eigen slaapkamer. Een kanttekening hierbij is dat het geprivatiseerde internetgebruik op de slaapkamer sterk toeneemt naarmate de kinderen ouder worden, en dat vooral de overgang naar het secundair onderwijs een kantelpunt is.
Tabel 1: Dagelijks internetgebruik op verschillende locaties (in %) (N = 511)
|
% |
Slaapkamer |
Thuis, niet in slaapkamer |
Op school |
Elders |
Buiten / onderweg |
|
Jongens |
35 |
69 |
10 |
10 |
11 |
|
Meisjes |
41 |
65 |
12 |
11 |
7 |
|
9-10 jaar |
8 |
42 |
1 |
2 |
2 |
|
11-12 jaar |
31 |
68 |
2 |
4 |
4 |
|
13-14 jaar |
43 |
74 |
11 |
17 |
9 |
|
15-16 jaar |
65 |
75 |
23 |
16 |
19 |
|
Vlaanderen |
43 |
73 |
14 |
5 |
10 |
|
Totaal |
38 |
67 |
11 |
11 |
9 |
Basis: alle kinderen die het internet gebruiken.[2]
Online op school?
Het is (nog) niet de gewoonte om op dagelijkse basis online te gaan op school; in Vlaanderen gaat het om 14% van de kinderen. Ook hier zijn er opvallende verschillende tussen de leeftijdsgroepen, wat erop wijst dat er van dagelijks internetgebruik op school bijna geen sprake is in de lagere school en eerste graad van het secundair onderwijs. Ook in de hogere graden maakt het internet voor de meeste leerlingen (nog) geen deel uit van de dagelijkse schoolroutine, en blijft het vooral iets wat voorbehouden is voor enkele specifieke vakken. De samenstelling en attitude van de klasgroep speelt ook een rol in de beslissing van de leerkracht om al dan niet gebruik te maken van (mobile) internet in de klas.
Jasper (leerkracht geschiedenis in het 5de jaar ASO): “Ik heb dat zo in een groepje, met zeven leerlingen. We zaten zo met zeven aan een tafel. Dat is maar een heel klein klasje. En dan bespreken we dingen, en dan geef ik gewoon mijn gsm… zo van hoe ziet dat er eigenlijk uit. Ik zeg van, ah, goeie vraag! Maar, als ik dan helemaal naar mijn computer moet lopen, dan moet opzetten, die beamer moet opzetten… ik geef dan gewoon mijn gsm rond, zo van; geef het maar in, in Google. En dan zal je het wel vinden. En dan googelt dat één, en dan gaat dat zo rond. Zo doe ik dat.”
Kenneth (leerkracht wiskunde, fysica en informatie in het 3de jaar ASO): “Ik doe dat niet, omdat ik… ja, de leerlingen vragen dat soms wel. Mag ik dat gauw opzoeken? En ik zeg altijd consequent nee. Omdat ik denk dat dat anders heel moeilijk wordt om die grens nog te leggen. Als er nu iets moet opgezocht worden, en ik vind dat inderdaad belangrijk genoeg, dan toon ik dat altijd. Maar dan ga ik naar mijn beamer, dan ga ik gewoon.”
Onderstaande cijfers bevestigen dat de meerderheid van leerlingen het internet wel gebruiken voor school, maar dat dit meestal gebeurt in de context van huiswerk, wat betekent dat ze hiervoor thuis en niet op school zelf online gaan. In Vlaanderen gaat het om 71% van de kinderen; waarbij dit vaker verwacht wordt naarmate de leerlingen ouder worden. In sommige scholen of klasgroepen is het heel normaal dat de leerlingen in het kader van groepswerkjes met elkaar samenwerken en overleggen via het internet, al is deze aanpak is nog niet volledig ingeburgerd. Actief een smartphone gebruiken in de klas voor bepaalde taken of oefeningen blijft vooralsnog een sporadisch fenomeen.
Lise (leerkracht 6e leerjaar): “Soms kunnen ze thuis iets doen op Bingel. Bijvoorbeeld ‘oefen thuis rekensom 5 op Bingel’, zeggen we dan. Niet iedereen kan thuis op internet, dus dat is een extraatje. In het middelbaar kunnen ze tijdens de lesuren naar het leerhuis gaan en daar oefeningen maken op internet. Maar hier in de lagere school komt het ook wel meer en meer op. We vragen ook elk jaar wie er thuis een computer heeft. Dit jaar kan in mijn klas iedereen thuis op internet.”
Bea (moeder van Merel, 13 jaar): Merel haar klas heeft ook zo’n groep. Ja, heel de klas, die hebben een heel toffe klas. En die Facebook staat dan open, en terwijl zit ze haar huiswerk te maken… en dan zo ‘ping ping ping’. En da’s heel de klas die mee doet, en dan denk je van ja…het is natuurlijk ook geluk hebben he. Als je in een toffe klas zit, waar iedereen mee op de boot zit. Dan is dat leuk, dan is dat écht positief.”
Tabel 2: internetgebruik in het kader schooltaken (N=511)
|
% kinderen dat aangeeft dat hun leerkrachten dit van hen verwachten: |
Leeftijd |
Totaal België |
Vlaanderen |
|
|
9-12 jaar |
13-16 jaar |
|||
|
Het internet gebruiken om iets op te zoeken in het kader van schooltaken |
51 |
66 |
60 |
71 |
|
Samenwerken met andere leerlingen via het internet |
31 |
44 |
38 |
41 |
|
Smartphone gebruiken voor een taak of oefening in de klas |
7 |
10 |
9 |
5 |
Online buitenshuis en onderweg?
De meeste jonge smartphonegebruikers beschikken niet over de mogelijkheid om buitenshuis online te gaan met een mobiel 3G-abonnement. Smartphones en tablets worden in de eerste plaats binnenhuis gebruikt, meestal via het draadloos netwerk van de ouders. In Vlaanderen kennen mobiele tariefplannen (in combinatie met gratis wifi) weliswaar meer succes dan in het Franstalige landsgedeelte. De hoge kosten voor 3G lijken de jongeren af te schrikken om buitenshuis online te gaan. Ook de beperkte beschikbaarheid van (gratis) openbare wifi-netwerken is een argument dat soms wordt aangehaald. Daarnaast lijken heel wat ouders het buitenshuis internetgebruik van hun kinderen te willen afremmen of inperken door hen enkel de mogelijkheid te geven online te kunnen gaan via het thuisnetwerk.
Brigitte (moeder van Martha, 13 jaar): “Vorig jaar heeft ze een smartphone gekregen. Maar wij hebben dat laten blokkeren dat zij op het internet kan buitenshuis. Dus zij kan op ons mobiel internet netwerk, maar niet buitenshuis. Dat hebben wij dan gewoon overlegd met haar, gezegd van…wat denk je dat je nodig hebt?. En ze zei: eigenlijk denk ik dat ik dat nog lang niet nodig heb”.
Tabel 3: Internetverbinding via mobiele telefoon of smartphone volgens leeftijd en geslacht (in %) (N = 325)
|
% |
mobiel internet en free wifi |
enkel mobiel internet |
enkel free wifi |
geen internet-verbinding |
|
Jongens |
21 |
8 |
49 |
22 |
|
Meisjes |
20 |
8 |
50 |
22 |
|
9-10 jaar |
0 |
0 |
84 |
16 |
|
11-12 jaar |
27 |
6 |
39 |
28 |
|
13-14 jaar |
26 |
5 |
45 |
24 |
|
15-16 jaar |
17 |
11 |
53 |
19 |
|
Vlaanderen |
31 |
8 |
38 |
22 |
|
Totaal |
21 |
8 |
50 |
22 |
Basis: alle kinderen die een mobiele telefoon of smartphone gebruiken.
Digitale vaardigheden
Digitale vaardigheden is één van de indicatoren voor mediawijsheid in de Net Children go Mobile studie. De weergegeven resultaten zijn afkomstig van zelfrapportering, en niet van observaties of het uitvoeren van testen (van Deursen & van Dijk, 2008). Aan de kinderen werd gevraagd om hun eigen vaardigheden in te schatten. Uit voorgaand onderzoek bleek evenwel dat kinderen die hoog scoren op digitale vaardigheden ook een meer gediversifieerd patroon van online activiteiten vertonen, en meer vertrouwen hebben in hun eigen online capaciteiten (Kuiper, Pijpers & de Haan, 2011; Livingstone & Helsper, 2007).
Algemene digitale vaardigheden
Hoewel Europa sterk inzet op online veiligheid, beschikken nog heel wat kinderen over onvoldoende digitale vaardigheden. De Vlaamse jongeren scoren gemiddeld genomen beter, maar toch beweert slechts ongeveer 6 op 10 jongeren zelfstandig privacy-instellingen te kunnen aanpassen. In Vlaanderen heeft 73% van de jongeren een SNS-profiel, wat betekent dat een deel van de actieve SNS-gebruikers zich onvoldoende kan beveiligen. Daarnaast zijn de scores voor het blokkeren van ongewenste advertenties, spam en pop-ups opvallend laag. Desondanks geeft het merendeel van de jongeren aan hiermee geconfronteerd te worden, en ervaren ze dit bovendien als vervelend of irritant.
Tabel 4: Algemene vaardigheden rond veilig internetgebruik volgens leeftijd en geslacht (N = 511)
|
% kinderen die beweren volgende vaardigheden te bezitten |
9-12 jaar |
13-16 jaar |
Totaal België |
Vlaanderen |
||
|
Jongens |
Meisjes |
Jongens |
Meisjes |
|||
|
Ongewenste advertenties / spam blokkeren |
29 |
14 |
53 |
54 |
41 |
50 |
|
Webgeschiedenis wissen |
41 |
28 |
68 |
71 |
55 |
57 |
|
Privacy-instellingen SNS aanpassen |
33 |
25 |
61 |
70 |
50 |
62 |
|
Ongewenste berichten blokkeren |
39 |
22 |
66 |
79 |
55 |
67 |
|
Pop-ups blokkeren |
25 |
12 |
44 |
41 |
33 |
42 |
|
Informatie veilig internetgebruik vinden |
47 |
17 |
61 |
64 |
50 |
59 |
Basis: alle kinderen die het internet gebruiken.
In de jongere leeftijdsgroepen rapporteren jongens opvallend hogere cijfers dan meisjes voor alle vaardigheden, maar bij de oudere tieners is het beeld meestal omgekeerd, en geven meisjes aan (iets) hoger te scoren. Digitale vaardigheden nemen sterk toe met de leeftijd: de cijfes voor de groep 13 tot 16-jarigen liggen vaak dubbel zo hoog dan die voor de jongere leeftijdscategorie.
Terwijl sommige ouders de indruk hebben dat hun kinderen online heel vaardig zijn, staan anderen ervan versteld dat ze niet lijken te beschikken over een aantal digitale (basis)vaardigheden. De meeste ouders erkennen dat de school een belangrijke rol kan spelen in de verwerving van digitale vaardigheden, al blijft ondersteuning van thuis uit een groot voordeel.
Kristel (moeder van Benjamin, 15 jaar in het 4e jaar ASO en Annelies, 12 jaar in het 1e jaar A optie Handel): “ons Annelies die doet op internet eigenlijk niet zoveel voor school. Die moeten al wel eens een werkje maken…maar dat is toch heel beperkt. Terwijl, onze zoon, had ik de indruk, dat die vroeger veel meer werkjes moest maken dan nu. Die moesten dan bijvoorbeeld zo een werkje zo met vier maken. Maar ja…bij ons Annelies, daar zit ik dan wel niet bij, en dan zit ze denk ik wel op internet te surfen, totdat ze vindt wat ze nodig heeft. Dan moeten ze ook foto’s zoeken…want onlangs was het iets over…zo iets van een acteur…en dan had ze daar allemaal foto’s bij gezocht.”
Lieve (moeder van Lina, 13 jaar in het 1e jaar A optie Moderne): “Zo dingen opzoeken…dat doet ze eigenlijk niet zo heel veel. Ze hebben zo wel ‘ns een powerpoint moeten maken. Ik denk dat dat precies in het begin [eerste graad] nog niet zoveel is… Zo wel ‘ns…als ze nu voorbereiding maakt, denk ik wel dat ze op internet gaat. Maar nu niet zo heel uitgebreid.”
Mia (moeder van Anna, 16 jaar in 4e jaar ASO en Klara, 15 jaar in 3e jaar TSO): “Ik was echt verwonderd dat die dat niet weten! Die weten daar helemaal niks van! Ik zei, ik heb gehoord dat je een verschil kan maken tussen vrienden en kennissen. En ze zeiden; da’s niet waar, mama! En dan gingen de meisjes toch op Facebook, daar zo ‘ns naar kijken. En zo van ‘ahja, da’s wel waar’. Dus ja, instellingen, die weten dat niet he! Die weten dat echt niet!”
Mieke (moeder van Milan, 11 jaar in het 6e leerjaar): “Wat we bij onze Milan heel sterk vinden is dat hij zelf heel goed powerpoint presentaties kan maken. Dat was al in het eerste leerjaar, toen moest hij een spreekbeurt geven. En die was daar heel snel mee weg. Nu moet hij binnenkort ook een spreekbeurt geven en dat gaat allemaal zo vlot. Bijvoorbeeld pijlen die daar ineens moeten opkomen. Die weet dat allemaal. Die is daar wel vaardig mee. Dat is op zich wel heel positief. Voor mij is dat zoals een taal leren, bijvoorbeeld Engels en Frans leren voor een job later, dit is even belangrijk. Eender wat je gaat doen, je gaat het nodig hebben.”
De leerkrachten zelf vinden het belangrijk om jongeren zowel technische vaardigheden als zoekvaardigheden bij te brengen, maar er vallen regelmatig klachten over leerlingen die weinig kritisch zijn, gemakzuchtig zijn en weinig inspanning leveren om zinvolle en betrouwbare informatie op te vergaren. Ook hebben de leerkrachten de indruk dat (mobiele) internetmedia de taalvaardigheid van de jongeren verarmen.
Nathalie (leerkracht Frans in 2e graad ASO): “ Een deftige bron zoeken op internet…is niet echt een talent bij de jongeren. En ik vind vooral ook…ik weet niet, ik heb daar geen bewijs voor, maar ik heb de indruk dat de leerlingen sinds die technologieën allemaal het gevoel hebben van ‘wij moeten niks meer kennen, wij moeten weinig nog kennen en zelf beheersen’, want alles is binnen handbereik. We moeten maar een paar keer klikken en we hebben het gevonden.”
Karen (leerkracht Engels in 2e graad ASO): “Alles wat ze opzoeken, ze denken ook dat het eerste dat ze tegen komen, dat dat juist is. Die denken dat staat op het internet, dus dat zal wel juist zijn. Die gaan helemaal niet na of ze op de juiste site zijn”.
Jef (leerkracht Nederlands in 2e graad ASO): “Dat de taalvaardigheid, qua spelling, zéér hard aan het achteruitgaan is. Omdat ja, met smartphones, je typt nooit volle zinnen, want dat duurt veel te lang. En je moet ook niet op hoofdletters of punten letten, want dat die die ofwel automatisch. En als die dat niet doet, maakt het ook niks uit. En dat zie je echt wel, en vanuit het onderwijsbeleid… daar wordt dus geen bal aan gedaan he!”
Smartphonevaardigheden
De groep van de smartphonegebruikers kregen vervolgens een aantal specifieke vragen rond smartphonevaardigheden voorgelegd waarop ze zichzelf moesten beoordelen. Gemiddeld genomen geeft de meerderheid van de jonge smartphonegebruikers aan in staat te zijn om deze taken uit te voeren. In Vlaanderen liggen de scores hoger, behalve als het gaat over informatie vinden over veilig smartphonegebruik. Opnieuw zijn de verschillen tussen de leeftijdsgroepen erg opvallend, en kunnen de oudere smartphonegebruikers over het algemeen een stuk vlotter overweg met hun toestel. In de jongere leeftijdsgroep stellen we bovendien grote verschillen vast tussen jongens en meisjes; bij de oudere tieners zijn die verschillen veel kleiner. Vooral jonge meisjes lijken dus extra ondersteuning nodig te hebben wanneer ze in het bezit komen van een smartphone.
Tabel 5: Vaardigheden met betrekking tot veilig gebruik van smartphone en tablet volgens leeftijd en geslacht (N = 248)
|
% kinderen die beweren de volgende vaardigheden te bezitten |
9-12 jaar |
13-16 jaar |
Totaal België |
Vlaanderen |
||
|
Jongens |
Meisjes |
Jongens |
Meisjes |
|||
|
Geografische locatiefunctie desactiveren |
68 |
44 |
69 |
65 |
64 |
68 |
|
Push notifications van apps blokkeren |
44 |
17 |
65 |
69 |
56 |
72 |
|
PIN instellen |
80 |
74 |
94 |
78 |
83 |
94 |
|
Informatie veilig smartphonegebruik vinden |
52 |
47 |
69 |
87 |
71 |
67 |
Basis: alle kinderen die een smartphone of tablet gebruiken.
(Mobiel) internet op school
Wifi op school
Er werd aan de respondenten gevraagd of er een wifi-netwerk aanwezig is op school, en in welke mate ze daar toegang toe hebben. In Vlaanderen beweert 67% met zekerheid te weten dat er een wifi-netwerk is op school, 14% weet het niet en 19% geeft aan dat er op school geen wifi toegang is. Slechts 38% Franstalige kinderen is er zeker van dat er op school een wifi-connectie is, want erop wijst dat de inspanningen van het Vlaamse onderwijsbeleid om de scholen te verbinden met het internet zijn vruchten heeft afgeworpen. Toch betekent de aanwezigheid van een wifi-netwerk op school niet noodzakelijk dat de leerlingen daar ook gebruik van mogen maken. Van de leerlingen in Vlaamse scholen beweert 44% er helemaal geen toegang toe te hebben en nog eens 43% mag enkel gebruik maken van het wifi netwerk onder bepaalde voorwaarde of in bepaalde situaties. Een de resterende gevallen (13%) hebben de leerlingen het paswoord gekraakt of zijn er op school geen beperkingen opgelegd.
Regels en afspraken
Het is voor de scholen duidelijk een hele uitdaging om het gebruik van smartphones (en bij uitbereiding andere mobiele toestellen) in goede banen te leiden, en een gezond evenwicht te vinden tussen enerzijds de leerlingen mogelijkheden geven om de opportuniteiten van mobiele media ontdekken en anderzijds ervoor te zorgen dat het gebruik ervan niet de spuitgaten uitloopt en/of voor ongepaste doeleinden gebruikt wordt. De meerderheid van de Vlaamse leerlingen (63%) beweert dat het op school onder geen enkele voorwaarde toegelaten is om een smartphone te gebruiken. Voor 36% van de respondenten gelden er op school een aantal beperkingen, maar mogen ze in bepaalde omstandigheden hun smartphone gebruiken. Slechts heel sporadisch (1%) zouden er op school geen beperkingen zijn op het smartphonegebruik.
Er lijken meer regels en afspraken in het leven te worden geroepen naarmate de kinderen ouder worden en dus meer actiever hun gsm of smartphone gaan gebruiken. In de lagere school is de behoefte aan concrete regels doorgaans nog minder groot, omdat in sommige klassen het aantal kinderen met een mobiel toestel (nog) erg laag ligt. In Vlaanderen ligt het actieve smartphonegebruik bij kinderen en jongeren hoger, wat maakt dat de nood aan concrete afspraken op school groter wordt. Slechts 6% van de Vlaamse respondenten beweert dat er op school helemaal geen beleid is rond gsm’s en smartphones.
Tabel 6: regels en afspraken op school omtrent gebruik van gsm’s en smartphones (N=511)
|
% kinderen dat aangeeft dat hun leerkrachten dit doen: |
Leeftijd |
Totaal België |
Vlaanderen |
|
|
9-12 jaar |
13-16 jaar |
|||
|
Controleren of de gsm/smartphone aan of af staat |
23 |
29 |
26 |
20 |
|
Regels opleggen over gebruik van gsm |
60 |
78 |
71 |
73 |
|
Regels opleggen over gebruik van smartphones |
64 |
72 |
68 |
68 |
|
Gsm of smartphone afpakken als je betrapt wordt |
44 |
53 |
49 |
49 |
|
Geen regels op school over gsm of smartphone |
15 |
12 |
13 |
6 |
Basis: alle kinderen die het internet gebruiken.
Uit de interviews met leerkrachten blijkt dat het voor hen geen gemakkelijke opgave is om werkbare regels en afspraken op te stellen waarin zowel leerlingen als leerkrachten zich kunnen vinden. Leerkrachten en directies zijn er zich van bewust dat de snelle evoluties hen ertoe aanzetten om op regelmatige basis te reflecteren over bepaalde regels en afspraken, en dat dit een dynamisch gegeven is. Het gebeurt dat leerkrachten bepaalde regels of afspraken uitproberen en daarna herbekijken, al dan niet in discussie met hun collega’s. Het is voor de leerkrachten belangrijk dat de regels en afspraken aansluiten bij hun persoonlijke onderwijsstijl, en dat ze over een bepaalde mate van vrijheid beschikken om binnen hun eigen klasgroep afspraken te maken met de leerlingen. Alle leerkrachten zijn ervan overtuigd dat volledige vrijheid geen goede zaak is, maar ze worstelen regelmatig met de afdwingbaarheid van bepaalde regels en de mate waarin deze al dan niet heel strikt toegepast moet worden.
Melanie (leerkracht in het 5e leerjaar): “Kinderen die dat [gsm of smartphone] meenemen naar school moeten dat in hun boekentas laten liggen of ze mogen dat afgeven aan de leerkracht. De leerkracht bewaart dat en dan mogen de kinderen op het einde van de dag terug komen opvragen.”
Steven (leerkracht in het 5e leerjaar): “Het is ook zo bijvoorbeeld op muzische klasse. Het is alleen in uitzonderlijke gevallen, als iemand jarig is, dan mag er wel gecommuniceerd worden met het thuisfront. Het is echt alleen in uitzonderlijke gevallen dat we het toelaten. ’s Avonds mogen ze dan met hun verjaardag eens een telefoontje plegen of berichtje sturen.”
Lise (leerkracht in het 6e leerjaar): “ ’s Morgens leggen ze de gsm’s in mijn bakje en na school mogen ze die terug komen ophalen. Dus tijdens de speeltijd mogen ze de gsm’s ook niet gebruiken. Ze mogen de gsm’s meebrengen omdat ze dan bijvoorbeeld met de bus komen. De ouders willen dat de leerlingen de gsm meenemen voor als er iets gebeurd. ’s Morgens leggen ze die gsm’s dan in mijn bakje in de kast. En ze komen er pas uit om kwart voor 4.”
Joachim (leerkracht cultuur- en gedragswetenschappen): “Eerst en vooral is het goed, dat we dat niet absoluut verbieden op school. Dat het soms mag, en soms niet. Ik vind dat dat zelfs in bepaalde gevallen… het is een meerwaarde om hen te leren om daarmee om te gaan. Zoals als je bijvoorbeeld zegt van, kijk, zoek ‘ns iets op of zoiets. Zoek het dan even op… ik zou daar geen probleem mee hebben. Ze moeten dat leren. Als je zegt van, je mag absoluut geen gsm op school gebruiken, absoluut. Dan leren ze daar niet mee om gaan. En da’s ook niet goed vind ik. Dat is iets wat zo bij de dingen hoort.”
Kenneth (leerkracht wiskunde, fysica en informatica): “ In je eigen klas bepaal je nog altijd zelf wat je doet. Dat is wel grotendeels in overeenstemming met het schoolreglement, maar ik ben er zeker van dat je tussen elke leerkracht verschillen gaat vinden. En ik denk ook niet dat dat erg is, want ja… ik zou ook geen eenheidsworst willen zijn. Als leerkracht wil je ook je eigen stijl behouden.”
Jasper (leerkracht geschiedenis): “In de gangen mag het, in het gebouw niet. Ik vind dat… zeker voor jongere kinderen vind ik dat een goeie regel. In het gebouw niet meer! Het is een heel duidelijke regel… zeker voor jongere kinderen. Je gaat het gebouw binnen, en nu is vrije tijd gedaan, en nu zijn er andere dingen. Voor een derde jaar werkt dat altijd goed, vind ik, zo’n regel. Als je zegt van, na de les, dan blijven ze in de gangen staan want als de gsm daar wel zou mogen…”
Nathalie (leerkracht Frans): “Maar eerlijk he, in de derde graad, daar kan je een beetje meer rekenen op de verantwoordelijkheid van de leerlingen zelf. Zitten zij de hele tijd tijdens de les op hun gsm te tokkelen, dat is hun eigen probleem. Zoals ik daarstraks ook zei, dat is hetzelfde als iemand die de hele tijd zit te dromen in de les, die is ook niet aandachtig he. Die moet je er soms ook ‘ns terug bij halen. Dus die dat niet doet, dan is dat die zijn eigen probleem. Ja, en als je iedere keer gaat afpakken, dat haalt toch niet veel uit.”
Jef (leerkracht Nederlands): “Dat zie je ook, dat die zich wel veel minder lang op één ding kunnen concentreren. Omdat zij héél dikwijls afwisselen tussen smartphone en iets anders. Allez, die indruk heb ik toch. En je merkt ook, als je in de bib gaat zitten, waar ze tegenwoordig bijna allemaal leren, vier-vijfde heeft dan muziek op staan. En dat was vroeger echt niet. En ik heb dat nu een maand geleden ‘ns geprobeerd, dat zij tijdens een lange oefening, die een half uur duurde, muziek mochten opzetten. Dus oortjes. En dat was echt opvallend hoe stil die waren, en hoe snel die klaar waren. En ik heb dat allemaal verbeterd, en de kwaliteit was eigenlijk beter dan ervoor. Dat was heel vreemd.”
Actieve begeleiding van het internetgebruik en online veiligheid door leerkrachten
Met ‘actieve begeleiding’ bedoelen we praktische en/of emotionele ondersteuning geven aan de leerlingen met als doel om zowel positieve en leerrijke online ervaringen te stimuleren, als online risico’s in te perken. Leerkrachten in Vlaanderen stellen zich hierin gemiddeld genomen iets actiever op, vooral preventief advies geven zoals uitleg over hoe het internet veilig te gebruiken. Ook in het secundair onderwijs treden leerkrachten doorgaans iets actiever op, behalve als het gaat om concrete hulp nadat er een (praktisch) probleem is opgedoken.
Pascal (leerkracht aardrijkskunde en geschiedenis): “Ik geloof dat zij naar… die van de eerste graad die zijn naar een voorstelling geweest in de cinemazaal [ter gelegenheid van Safer Internet Day]. En dat ging over veilig met internet omgaan en zo. Ze vonden het soms wel een klein beetje overdreven. Daar werden echt wel extreme voorbeelden gegeven…dat heb ik ook opgevangen. Ik vond dat wel goed om te horen dat zij dat al beseften van, ahja, oke, dat is er echt wel over. En toen hebben ze me ook een verhaal verteld.”
Kenneth (leerkracht wiskunde, fysica en informatica): “We moeten ze gewoon bewust maken. Al mijn derdejaars, die hebben artikels gelezen over cyberpesten, en internetgevaren en zo. Dus die weten dat wel. Ja, en in het eerste jaar, ik weet dat ze dan bij Safer Internet Day ook wel iets gedaan hebben. Die wéten dat dat gevaarlijk is, die wéten ook van als je iemand pest…dat is misschien overdreven he, maar als het echt te ver gaat, dat je de computer crime kan inschakelen. Dus dat het echt strafbaar is. Zij wéten dat dat ernstig is he.”
Tabel 7: actieve begeleiding door leerkrachten (N=511)
|
% kinderen dat aangeeft dat hun leerkrachten dit doen: |
Leeftijd |
Totaal België |
Vlaanderen |
|
|
9-12 jaar |
13-16 jaar |
|||
|
Praten over wat je doet op het internet |
49 |
39 |
43 |
44 |
|
Helpen wanneer je moeite hebt om iets te vinden op het internet |
52 |
50 |
51 |
62 |
|
Uitleggen waarom sommige websites goed of slecht zijn |
47 |
60 |
55 |
61 |
|
Uitleggen hoe je het internet veilig kan gebruiken |
44 |
54 |
50 |
62 |
|
Uitleggen hoe je je op het internet moet gedragen tegenover anderen |
44 |
51 |
48 |
55 |
|
Helpen wanneer je iets vervelends hebt meegemaakt op het internet |
28 |
26 |
27 |
27 |
|
Met je praten over wat je kan doen als je iets vervelends zou meemaken op het internet |
36 |
45 |
41 |
44 |
Basis: alle kinderen die het internet gebruiken.
Heel wat leerkrachten zijn sterk betrokken bij het internetgebruik van hun leerlingen en dragen online veiligheid hoog in het vaandel. Maar er is nog ruimte voor meer betrokkenheid, zeker gezien de belangrijke rol die scholen en leerkrachten spelen in de verwerving van digitale vaardigheden. Uiteraard kunnen we niet verwachten dat elke leerkracht zich even vlot en bekwaam voelt om digitale vaardigheden en inzichten over online veiligheid over te brengen; het is normaal dat sommige leerkrachten zich hier onwennig bij voelen. Ook lijken meisjes en jongere leerlingen doorgaans sneller een leerkracht in vertrouwen te nemen. Toch zien we dat het vaak geen kwestie is van ICT-kennis, maar van emotionele en sociale ondersteuning bieden. Vaak zijn de leerlingen gewoon onzeker of op zoek naar een luisterend oor, en speelt de persoonlijkheid van de leerkracht een grotere rol dan zijn of haar ICT-kennis in de beslissing om naar de leerkracht toe te stappen.
Kenneth (leerkracht wiskunde, fysica en informatica): “Wij zijn gewoon geen leerkrachten bij wie ze komen… [na een incident rond cyberpesten], maar bij Karen, ook in het zesde middelbaar, ik zie ze wel dikwijls staan hoor! Dat ligt gewoon aan ons, niet aan wat wij doen, maar aan onze persoonlijkheid.
Jasper (leerkracht geschiedenis): “In het derde middelbaar, ik had een meisje aangespreken van; oh, je hebt zo’n goeie punten. En die begint zo spontaan te wenen [omwille van een incident met cyberpesten]! En haar uitleg te doen, terwijl al die haar vrienden er rond zitten. Ik had zoiets van…oei… Maar, wat ik merk is, is dat in het derde dat ze rapper gewoon zeggen wat hun probleem is. Rapper in vertrouwen nemen; als ik vraag van is er iets?”
Beleidsaanbevelingen van uit Net Children go Mobile
- Focus op jongeren in de overgang naar het secundair onderwijs (11-12 jarigen), want zij zijn de meest kwetsbare leeftijdsgroep.
Initiatieven op vlak van online veiligheid en digitale vaardigheden moeten afgestemd zijn op de (online) realiteit van de jongeren. Ook al ligt de officiële leeftijd om een profiel aan te maken op sociale netwerksites vaak hoger dan 12 jaar, als de meeste leerlingen in de klas een profiel hebben is het zinvol om te werken aan relevante vaardigheden zoals privacy instellingen aanpassen.
- Focus op de ontwikkeling van digitale vaardigheden, zowel technische handelingen als kritische omgang met online informatie. Digitale vaardigheden zijn immers meer dan technologische ‘knoppenkennis’. Ook leerkrachten die minder vertrouwd zijn met ICT kunnen een belangrijke rol spelen in hoe leerlingen omgaan met online risico’s.
(Negatieve) ervaringen met online risico’s zijn haast onvermijdelijk. Het gaat niet zozeer om het vermijden van problematische situaties, maar wel om hoe jongeren ermee kunnen leren omgaan. Jongeren die meer vertrouwen hebben in hun eigen vaardigheden, zijn online ook meer weerbaar. Digitaal vaardig zijn omvat meer dan enkel op de juiste knoppen klikken. Vooral als het gaat om de verwerving van informatievaardigheden en kritische vaardigheden hebben jongeren nood aan actieve ondersteuning.
- Probeer een open communicatieklimaat te creëren, probeer voeling te blijven hebben met de digitale leefwereld van de jongeren. Regels en afspraken zijn nodig, en probeer deze op een heldere en transparante manier over te brengen.
Wees naar de leerlingen toe duidelijk over de regels en afspraken, en leg uit waarom je bepaalde maatregelen neemt. Vermijd vaagheid en inconsequente straffen, al is een bepaalde mate van flexibiliteit aangewezen. Maak samen met de leerlingen afspraken, betrek hen in de mate van het mogelijke actief in het opstellen van bepaalde regels